Het debat rond inclusie is weer losgebarsten sinds de open brief van William Boeva over ‘Down the Road en de Pano-reportage over ‘Het inclusieve onderwijs’. STAN volgt dit debat op de voet en laat hier verschillende stemmen horen. Dit is het opiniestuk van Leo Van Belleghem, gepensioneerd leraar en vader van een zoon met een mentale beperking.
'Buitengewoon onderwijs leidt tot betere integratie'
Regelmatig duikt de discussie op over de keuze tussen de uitbouw van het Buitengewoon Onderwijs (BuO) of het inclusief onderwijs, waarbij de voorstanders van het laatste zelfs schrijven dat het BuO in strijd is met de mensenrechten (Stijn Kerkhofs in De Standaard van 7 okt 2022) en Luk Zelderloo beweert dat het BuO de kinderen op een segregerend spoor zet voor de rest van hun leven (DS 8 okl 2022). Als ouder van een (jonge)man van 38 jaar met het syndroom van Down die BuO volgde, wil ik dit met klem tegen spreken.
Bij welke schoolvorm is het kind het meest gebaat?
Mijn zoon is 38 jaar en heeft het Syndroom van Down. Wij als ouders (beiden in het onderwijs) kozen indertijd voor het BuO omdat we overtuigd waren dat Thijs daar veel meer kansen zou krijgen én omdat we inzagen dat de belasting voor de leerkracht in het gewoon (kleuter)onderwijs te groot zou zijn én dat in het nadeel van zowel Thijs als de klas.
Bij inclusief onderwijs is differentiatie het kernwoord, maar in een klas met 25 leerlingen, met zoveel ‘gewone’ kinderen (met dyslexie, ADHD, taalachterstand, hoogbegaafdheid,…) die toch ook al een aparte aanpak vragen, staat de leerkracht voor een quasi onmogelijke taak om daarbij nog eens de nodige aandacht te besteden aan kinderen met een mentale beperking. Het M-decreet verplichtte hen er zelfs toe, maar zelfs met 2500 extra ondersteuners bleek dat vaak geen goede en haalbare zaak te zijn, noch voor het kind in kwestie, noch voor de klas en de leerkracht.
Dus, dan maar terug meer middelen voor het BuO? Wat mij betreft wel! De leerdoelen in het BuO zijn in oneindig veel kleine stapjes verdeeld en de expertise van de leerkrachten is heel groot. De klasgroepen zijn beduidend kleiner zodat de leerlingen bijna individueel onderwijs krijgen.
Integratie niet ten alle prijze
Het grote argument tegen het BuO is, dat de kinderen naar aparte scholen moeten gaan en dus niet geïntegreerd zijn. Maar er zijn nog zoveel andere elementen die bepalen of een kind geïntegreerd is of niet: het contact met familie en buren, het wijkspeelplein, de plaatselijke muziekschool of tekenacademie, de jeugdbeweging enz. Het is dus niet omdat een kind naar het BuO gaat dat het voor de rest van zijn leven gesegregeerd is, integendeel, ze krijgen er de best mogelijke vorming die hen een basis geeft om in het leven te staan.
Daarenboven is het belangrijk te beseffen dat ze zelf nood hebben aan een context waarin ze zich geborgen voelen. Het succes van G-sporten is daar een duidelijk voorbeeld van: Thijs voetbalt mee in een G-ploeg en voor hem en de andere spelers voelt dat aan als thuiskomen. In een gewone ploeg, zelfs een caféploeg, zouden ze niet aan de bak komen. In sommige contexten is het dus gewoon beter voor hen zelf dat ze een groep vormen met gelijken. Ze zijn daardoor niet ongelukkiger, vaak integendeel.
Realiteitszin en welbevinden
Dat geldt ook zo voor zijn dagbesteding. Na het BuSO is Thijs begonnen met full-time begeleid werk in de groendienst van de gemeente, maar dat bleek te hoog gegrepen. Dat is nu verminderd naar twee halve dagen begeleid werk en enkele dagen dagcentrum. Maar ook hier weer is realiteitszin belangrijk: als het begeleid werk, niettegenstaande alle inspanningen van de reguliere werkgever en collega’s, te zwaar wordt, moet er uit gekeken worden naar een dagbesteding waar hij zich het beste bij voelt, en dat is vaak een maatwerkbedrijf of een dagcentrum.
De realiteit is, dat mensen met een beperking niet in alle aspecten van de samenleving op dezelfde manier geïntegreerd kunnen zijn. De belangrijkste graadmeter is hun welbevinden. Dat inzien vergt van ouders en de persoon in kwestie soms een lang aanvaardingsproces. Streven naar integratie voor school, werk, wonen, vrijetijd enz. is aangewezen, maar mag geen fetisj worden. De juiste balans vinden, in elke fase van het leven, is een permanente opdracht. Het welbevinden moet daarbij de leidraad zijn en het BuO kan daarbij een degelijke basis leggen en zal zo de kansen op integratie vergroten i.p.v. verkleinen.
Leo Van Belleghem is gepensioneerd leraar en vader van Thijs, 38j, syndroom van Down