De invoering van het persoonsvolgend budget moest leiden tot een grotere autonomie bij mensen met een handicap, maar op dit moment is dat nog niet aan de orde. Dat blijkt uit tussentijdse resultaten van een studie door Hogeschool Odisee en HoGent, in opdracht van VFG, naar hoe budgethouders het systeem evalueren. De onderzoekers halen een gebrek aan kennis van persoonsvolgende financiering en een zwakke onderhandelingspositie tegenover zorgaanbieders als belangrijkste redenen aan.
55 procent van de – in totaal 237 – respondenten schat zijn onderhandelingspositie als niet sterk in. Slechts 7,5 procent liet noteren dat zij zorgaanbieders tegen elkaar (kunnen) uitspelen. Meer dan de helft had het gevoel een bepaald zorgpakket te moeten aanvaarden. En 44 procent gaf aan zijn/haar gehele budget bij een bepaalde aanbieder te moeten besteden.
Op bijna alle kennisvragen rond het zorgbudget en het persoonsvolgend budget kende meer dan de helft van de respondenten niet het juiste antwoord of gaf de gebruiker aan niet zeker te zijn van zijn antwoord. 43 procent zei niet te zijn ingelicht dat er twee betalingsopties zijn: in cash of met vouchers. 54 procent van de respondenten gaf aan een voorkeur te hebben voor cash, maar in realiteit blijkt 87,5 procent van de budgethouders voor een zorgvoucher te kiezen.